«Курс голландского языка» Андрей Помысов
1. (Hebben) jullie een mooi huis?
2. Ja, ons huis (zijn) heel mooi.
3. Hoeveel kamers (hebben) jullie huis?
4. In ons huis (zijn) vijf kamers.
5. Ik (luisteren) gisteren de hele dag naar de radio.
6. (Luisteren) jij elke dag naar de radio?
7. Vader (werken) elke dag in de tuin.
8. De kinderen (spelen) de hele dag buiten.
9. Ik (lenen) nooit geld bij de bank.
10.Hoe (smaken) Duits (немецкий) brood?
11.Soms (koken) Vader het eten.
12.Waarom (plagen) jij je kleine zusje?
13.Zij (она) (zijn) nog nooit (никогда еще) in New York.
14.Vader (hebben) geen grote auto.
15.Het vliegtuig (gaan) naar Chicago.
16.Hannie (winkelen) de hele dag.
17.Wij (leren) niet veel nieuws vandaag.
18.Ik (leren) inderdaad (действительно) ook niet zo veel.
19.Henk (leggen) zijn boeken op de tafel.
20.Wie (betalen) vanmorgen voor de koffie?
21.Wim (betalen) voor de koffie.
22.Hij (vragen) de rekening (попросить).
23.(Studeren) jij vandaag al veel?
24.Mijn vriend (verbranden) zijn hand.
25.Vader (kopen) een mooie nieuwe auto.
26.In het weekend (schrijven) ik veel brieven.
27.Dan (lezen) ik de brieven.
28.Dan (geven) ik de brieven aan mijn moeder.
29.Ik (rijden) vaak (часто) op mijn fiets.
30. Hoelaat (во сколько) (komen) je vader thuis?
40